It’s the end of the world as we know it…?

We hebben er allemaal wel eens last van. Soms nestelt een liedje zich hardnekkig in je hoofd. Je fluit het vanaf het moment dat je opstaat, tot je naar bed toe gaat. En het gaat er wekenlang niet meer uit. Dat heb ik momenteel met: ‘It’s the end of the world as we know it…’ van REM.

Misschien heeft het te maken met de crisis. Als ik het nieuws moet geloven bevinden wij ons op een zinkend schip, zowel economisch, cultureel als sociaal. Maar het deuntje kan ook te maken hebben met het jubileumcongres van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging (NBV) dat ik op 1 november bezocht. Centrale vraag tijdens deze dag was of de geschiedenis van het boek ons kan helpen om de mediarevolutie (of beter gezegd -depressie) waar wij ons momenteel middenin bevinden beter te begrijpen. Want zoals we allemaal weten lezen we steeds minder, kopen we geen papieren boeken meer, zeggen we massaal de krant op en voeden we ons met snapshots van Nu.nl en sociale media.

De NBV had aan acht onderzoekers, gespecialiseerd in uiteenlopende periodes en aspecten van de boekgeschiedenis, gevraagd om ter beantwoording van deze vraag de voorbije revoluties in tekstoverdracht onder de loep te nemen. Het doemdenken over het einde van het boek en het lezen bleek niet uniek voor onze tijd, maar doorheen de geschiedenis een terugkerend thema te zijn. Van de overgang van handschrift naar druk, de leesrevolutie van de 18de eeuw tot aan de uitvinding van elektronische media als telefoon en radio, elke mediarevolutie is tot dusver op een vergelijkbare manier ervaren. Enerzijds met vreugde over de groei van het aanbod en het toegenomen gemak. Anderzijds met angst voor oppervlakkigheid en het verlies aan controle. En, zoals Adriaan van der Weel in zijn introductie betoogde, net zoals bij een echte revolutie zijn de veranderingen onontkoombaar. Ze kunnen niet door individuen kunnen worden beïnvloed, laat staan worden tegengehouden.

Het verhaal van Lisa Kuitert richtte zich op de leesrevolutie van de achttiende eeuw. Zij liet zien dat tijdens deze periode steeds meer werd gelezen en gekocht en dat zich ook allerlei nieuwe genres ontwikkelden. Het lezen beperkte zich niet meer tot een intensieve bestudering van de canon, maar er werd steeds meer en oppervlakkiger gelezen. Dit zorgde voor een veranderende relatie tot de tekst die hiermee minder heilig werd en niet alleen vereerd, maar ook bespot kon worden. Deze ontheiliging ziet zij terug in de moderne tijd. Door het internet, social media en self-publishing wordt de diversiteit in teksten groter en groter, maar de waarde en levensduur ervan wordt ook steeds kleiner. Zij roept daarom (tevergeefs, zie boven) op om in opstand te komen, en deze trend te keren.

Kevin Absillis probeerde in zijn betoog vooral een verklaring te bieden voor onze angst voor het verdwijnen van het boek. Hij constateerde daarbij allereerst dat in de recente pers en literatuur de persoon Gutenberg wordt geassocieerd met allerlei ‘verlichte’ uitvindingen, zoals democratie, de moderne mens en de rede. Zo werd in The Economist 1439 -het jaar waarin Gutenberg voor het eerst met losse letters drukte – als belangrijkste jaartal in de geschiedenis van de mensheid verkozen. Dat is op zijn zachtst gezegd merkwaardig. Dat aan het drukken van boeken meer belang wordt gehecht dan aan het maken van machines kan ik nog wel volgen, maar dat deze gebeurtenis zelfs de geboorte van Jezus Christus verslaat….?
Absillis beschouwt het ophemelen van het (papieren) boek in het algemeen en de persoon Gutenberg in het bijzonder dan ook als een nostalgisch gestimuleerde bewustzijnsvernauwing, maar hoe kan deze worden verklaard? Hiervoor bestudeerde hij een aantal apocalyptische films en romans waarin boeken onverwacht een grote rol blijken te spelen, zoals 1984, V is for Vendetta en The day after tomorrow. In alle gevallen staan boeken symbool voor het verdwijnen van onze beschaving. Alleen door het redden van boeken (lees: onze rede) kan het tij worden gekeerd en onze beschaving gered. Hieruit spreekt een verlangen naar de moderniteit zoals die oorspronkelijk bedoeld was, met de belofte van vooruitgang, redelijkheid en perfectie. Absilis waarschuwt dat de moderne wetenschap zich afzijdig zou moeten houden van deze deze ideologische interpretatie van de boekgeschiedenis en meer naar de feiten zou moeten kijken.
Dit doet ook Kiene Brillenburg, die ‘het einde van het boek’ slechts als de uiting van een literair genre beschouwt. Volgens haar is er juist sprake van een tegentrend. Net zoals er na de uitvinding van de magnetron en kant-en-klaarschotels hernieuwde aandacht kwam voor slow-cooking en kleinschalig produceren, zien we nu dat de digitale revolutie ook een slow-traditie tot gevolg heeft. Grote bedrijven hebben te lijden onder de crisis, maar tegelijk komen er steeds meer kleine uitgeverijen, die zich richten op ambachtelijke productie voor een klein publiek.

De slotdiscussie zorgde voor misschien wel de boeiendste bijdrage aan de dag. Voormalig uitgever-directeur van Meulenhoff Laurens van Krevelen vroeg hierin aandacht voor de invloed van de economische zienswijze op de huidige (veronderstelde) teloorgang van het boekenvak. Concernvorming, marketing, massaproductie; het zijn deze mechanismen die bij uitgeverijen hebben gezorgd voor een beleid dat slechts gericht was op winstmaximalisatie, met de bekende desastreuze gevolgen. We hoeven daarbij alleen maar te denken aan de teloorgang van Selexyz en de Free Record Shop. We kunnen wel somberen over de dalende uitleencijfers bij openbare bibliotheken, maar moeten deze vooral in perspectief zien. Vóór 1970 waren ze namelijk nog veel lager waren dan nu. Ook kranten laten een vergelijkbare curve zien. De oplage van NRC groeide in de jaren negentig explosief van 90.000 naar 300.000. Door de huidige daling krijgen wij misschien wel het gevoel dat het einde van de papieren krant in zicht is, maar in zekere zin zijn we nu weer terug bij de normale cijfers. Met andere woorden, we hebben te maken gehad met een zeepbel, een onnatuurlijke groei die gedoemd was tot een einde te komen. Dat dit nu gebeurt is misschien wel een noodzakelijke ontwikkeling. Het kaf wordt van het koren gescheiden, de (kleinere) gezonde bedrijven blijven over en het belangrijkste: we zijn terug bij de menselijke schaal.

En of het papieren boek zal blijven bestaan? Dat zal de tijd ons leren. Vanaf het moment dat de drager geen toegevoegde waarde meer biedt op de inhoud, dan zal deze verdwijnen. Wie treurt er nu bijvoorbeeld nog over het verlies van het casettebandje? Maar hoewel we inmiddels auto’s, vliegtuigen en raketten tot onze beschikking hebben, stappen we allemaal nog massaal in de trein. En ondanks de uitvinding van de TV luisteren we allemaal nog altijd graag radio, een archaisch medium, al zo’n 100 jaar oud, maar nog altijd springlevend. Iets minder Armagaddon dus graag. We bevinden ons dan misschien aan het einde van een tijdperk, maar het einde van onze beschaving is gelukkig nog lang niet in zicht.
It’s the end of the world as we know it? But I feel fine……..!!!

AppsWorld

Voor de AppsWorld conferentie was ik van 19 tot en met 23 oktober in London. Eerst een paar dagen met vrouw en kinderen Londen bekeken: Tower of London (de zes raven leven nog), Big Ben, London Eye, Trafalgar square, National Gallery, de wisseling van de wacht en veel tubes.

Dinsdagochtend vlogen mijn vrouw en kinderen weer naar Nederland en ik ging naar de AppsWorld conferentie die gehouden werd in Earls Court Exhibition Centre. AppsWorld is een tweedaagse conferentie en expositie die al 4 jaar wordt gehouden in Europa en Noord-Amerika. Het gaat over apps en app eco-systemen op elke manier: apps voor mobiel (Android, iOS), apps voor televisie, apps voor in de auto, games, HTML5, marketing, betalingen en nog veel meer.

Naast veel bedrijven die hun apps en spullen laten zien, zijn er ook workshops en presentaties. Ik heb er een paar gevolgd waarover ik hieronder meer zal vertellen. Maar nog eerst wat cijfers: ruim 8000 bezoekers, 250 bedrijven en meer dan 200 sprekers (waaronder Steve Wozniak). Deze sprekers werden per track ingedeeld, zoals API strategies, HTML5, Developer World, Tech World, Droid World. Sommige tracks daarvan waren alleen toegankelijk met premium passes.

Dinsdagmorgen begon met verschillende openingstoespraken. Van verschillende sprekers die dag en woensdag ben ik de volgende interessante/opmerkelijke feiten of meningen te weten gekomen:

Meerdere sprekers dachten dat HTML5 steeds meer binnen een mobiele app gebruikt zou gaan worden. Deels komt dit door het feit dat er 2 grote en verschillende mobiele platformen zijn (iOS en Android) en het ontwikkelen voor 1 platform (HTML5) is goedkoper dan ontwikkelen voor 2 platformen.  Verder is ontwikkelen voor Android duurder dan voor iOS of ontwikkelen in HTML5. Dit komt voor een deel door de fragmentatie binnen Android. Maar, de klant verwacht wel een “echte” app die uit een App Store komt. Aan die wens is dus tegemoet te komen door een “echte” app als schil te gebruiken voor de HTML5 app (net zoals wij doen binnen de “Leiden Univ” app).

Naast HTML5 waren er nog andere oplossingen om voor meerdere platformen tegelijkertijd te ontwikkelen. Microsoft had een praatje over crossplatformdevelopment met hun Azure platform. Hiermee is een crossplatform app ontwikkeld voor een rugby team wat er indrukwekkend uitzag (zowel de app als het team). AppMachine heeft een andere oplossing, waarmee je met “building blocks” een crossplatform app in elkaar zet. Dit Nederlandse bedrijf (in de “Fryslân Valley”) was goed vertegenwoordigd en had een mooi product, waarmee je op basis van een website een app kon laten genereren.

De betaalmodellen van apps veranderen ook: het freemium model wordt steeds populairder. 25% van de Android apps en 45% van de iOS apps is nog betaald, de rest is gratis of freemium. Android ontwikkelaars verdienen vooral aan contract werk, niet aan de verkoop van apps. Ook is er nu een mogelijkheid om via Amazon reseller te worden en daarmee geld te verdienen. Paypal had ook een API om binnen een app geld over te maken.

Er wordt steeds meer gezocht naar technologie die niet in de weg zit. Hiervan is Google Glass een duidelijk voorbeeld. Dit is echt bedoeld om de hele dag te gebruiken. Tijdens het praatje over Google Glass bleek het vrij simpel of juist heel moeilijk te zijn om een app te maken voor Google Glass. Dit kwam omdat er 3 manieren zijn om dit te doen, die ook nog ’s door elkaar lopen. Het makkelijkst is om de mirror API te gebruiken, waarbij je eigenlijk op je eigen server bepaalde data klaar zet die via een REST service opgehaald wordt. De mogelijkheden zijn beperkt. Je kan ook de Android Foundation gebruiken, wat je ook gebruikt bij programmeren voor Android. En dan heb je nog de GDK, maar die is nog niet klaar.

De marketing van apps kwam ook aan bod; er was een presentatie van de (vervelende) CEO van ooVoo over SoLoMo. ooVoo heeft 80 miljoen geregistreerde gebruikers, dus ondanks die CEO doen ze toch iets goed.

Over de gebruikservaring van mobiele apps was een heel interessante presentatie van de BBC. Daarin werd duidelijk dat ze eerst veel UX aanpassingen deden en dat ze daar nu op terugkomen omdat het veel extra werk oplevert. Wel vonden ze het belangrijk om een duidelijk thema of terugkerend element te hebben binnen hun mobile apps. Dat deden ze nu door (subtiel) kleurgebruik en 1 custom element. Verder gebruiken ze veel web content binnen hun apps, zoals al eerder aangegeven werd. Het voordeel is dat de content dan altijd up-to-date is. Verder hadden ze als motto: de gebruiker wil de app gebruiken, dus zit hem/haar niet in de weg.
In een paneldiscussie werd daarna duidelijk dat men dacht dat de interactie steeds meer zou gaan naar praten tegen de computer/mobiel. De huidige generatie heeft daar nog wel problemen mee (bang voor reactie van anderen), maar het bleek dat dat niet meer speelde bij de jongere generatie. Ook dacht men dat bij scherminteractie gestures steeds belangrijker worden.

Het interview met Steve Wozniak was erg druk bezocht maar wel interessant. Hij is een echte geek en dat laat ie ook duidelijk merken. Zo heeft ie 2 horloges om, een iPod nano en een Nixie watch. Hij denkt dat smart watches de toekomst zijn, waarbij ze aan de binnenkant open kunnen klappen zodat gebeld kan worden. Ook zou het horloge continu mee kijken en je (als een goede vriend) opmerkzaam moeten maken op dingen; als het een taartenwinkel ziet je laten weten dat je nog een taart moet kopen, maar als er een mooi meisje voorbij komt dit ook laten weten. Techniek moet alles zo makkelijk mogelijk maken en wordt steeds persoonlijker; “who do you ask life’s questions? It starts with G-O and it is not God”

Het was een leuke tijd waarin ik veel gezien en geleerd heb. De nadruk lag vooral op Android en iOS, maar Windows Phone en Blackberry waren ook aanwezig. Wat betreft marktaandeel stellen die (nog) niet / niet meer zoveel voor binnen mobiele apparaten.